O, dichter, de avond valt, uw haar vergraauwt.Hoort gij, in uw eenzaam gepeins, bericht van het génerzijds?„Het is avond" zei de dichter „en ik luister of iemand mocht roepen uit het dorp, al is het ook laat.Ik geef acht, of jonge zwervende harten elkander soms ontmoeten, of twee paar greetige oogen soms muziek verlangen om hun zwijgen te breeken, en om voor hen te spreeken.Wie zou hun hartstochtelijke zangen vlechten, als ik aan den rand des leevens zat, in beschouwing van den dood en het génerzijds?
......